doelen Biologie

Wat een orgaanstelsel is en welke orgaanstelsels er bestaan.

Orgaanstelsel: organen die samenwerken aan dezelfde grotere taak.

*       Verteringsstelsel

*       Ademhalingsstelsel

*       Bloedvatenstelsel

*       Uitscheidingsstelsel

 

De functies van de 4 orgaanstelsels.

Verteringsstelsel: voedsel kleinmaken zodat de voedingsstoffen naar het bloed kunnen gaan.

Ademhalingsstelsel: het binnenhalen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide.

Bloedvatenstelsel: vervoeren van stoffen zoals voedingsstoffen en zuurstof.

Uitscheidingsstelsel: uit het bloed verwijderen en buiten het lichaam brengen van afvalstoffen.

 

Welke organen er voorkomen in de buik en borstholte en wat de functie is van deze organen.

Borstholte:

*       Slokdarm (verteringsstelsel)

*       Luchtpijp (ademhalingsstelsel)

*       Longen (ademhalingsstelsel)

*       Bloedvat (bloedvatenstelsel)

*       Hart (bloedvatenstelsel)

Buikholte:

*       Lever (verteringsstelsel)

*       Maag (verteringsstelsel)

*       Galblaas (verteringsstelsel)

*       Dikke darm (verteringsstelsel)

*       Dunne darm (verteringsstelsel)

 

Hoe je door verbranding aan energie komt en welke stoffen daar bij betrokken zijn, en op welke manieren.

Energie haal je uit energierijke voedingsstoffen (glucose) en zuurstof.

Spieren hebben glucose en zuurstof nodig.

-          Glucose via verteringsstelsel in het bloed.

-          Zuurstof via ademhalingsstelsel in het bloed.

-          Spieren krijgen glucose en zuurstof via het bloedvatenstelsel.

 

 

 

 

 

 


 

Weet wat vertering is en hoe het verteringsstelsel van de mens in elkaar zit.

Vertering: het kleinmaken van voedingsstoffen dat ze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Verteringsstelsel:

Begint in je mond.

In de organen van het verteringsstelsel zitten speciale cellen die een verteringssap (speeksel) maken.

In de verteringssappen zitten enzymen (stoffen die grote voedingsstoffen in stukjes knippen).

 

Zetmeel bestaat uit een ‘ketting’ van glucosedeeltjes.

De zetmeel wordt stap voor stap kleiner gemaakt, door verschillende verteringssappen met enzymen.

Uiteindelijk worden het losse glucosedeeltjes, net als de losse kralen uit een ketting.

 

Vier verteringssappen en weet wat ze waar doen.

-          Speeksel: komt bij het voedsel. Dat wordt gemaakt door speekselklieren. De enzymen in speeksel verteren zetmeel. Speeksel maakt een papje van het gekauwde voedsel. Dat papje slik je door.

-          Maagsap: maagwand maakt maagsap met daarin enzymen die eiwitten verteren. Je maagsap bevat een zuur. Dit maagzuur doodt bacteriën, die met het voedsel mee naar binnen komen.

-          Alvleessap: komt uit de alvleesklier. De verschillende enzymen gaan verder met de vertering van zetmeel en eiwit en beginnen met de vertering van vet.

-          Darmsap: vertering van de grote voedingsstoffen afgemaakt. Alle voedingsstoffen zijn nu zo klein dat ze in het bloed worden opgenomen.

 

Weet hoe de dunne darm, dikke darm en endeldarm zijn opgebouwd en hoe ze werken.

Dunne darm:

Twee delen:

-          De twaalfvingerige darm: hier vindt vertering plaats

-          Het kronkelige deel: hier wordt de vertering voltooid en gaan de voedingsstoffen naar het bloed.

De darmwand is erg dun en bevat heel veel kleine bloedvaatjes: de haarvaten. Die haarvaten hebben ook een dunne wand. De voedingsstoffen gaan gemakkelijk door die wanden heen naar het bloed.

De binnenkant bestaat uit plooien, de darmplooien. De darmplooien bestaat ook weer uit kleine plooitjes: de darmvlokken. En de buitenkant van de cellen van de darmvlokken zijn ook weer geplooid. Dat zijn de microvlokken.

Dikke darm: de onverteerde stoffen gaan naar de dikke darm. De dikke darm haalt het meeste water eruit, dat water wordt via de dikke darmwand in het bloed opgenomen. In de dikke darm leven bacteriën die een deel van de onverteerde massa afbreken. Door het werk van de bacteriën komen soms stinkende gassen vrij.

Endeldarm: de dikke massa die overblijft van de dikke darm komt in de endeldarm terecht. Die massa is ontlasting of poep. Als je endeldarm ‘vol’ is, voel je dat je moet poepen. De spier rond je anus ontspant zich dan en de onverteerde stoffen (voedselresten) verlaten je lichaam.

 

De werking van enzymen en weet wat de invloed van temperatuur en zuurgraad op enzymen is.

Werking:

*       Het enzym bindt zich aan de voedingsstof.

*       Het enzym knipt de voedingsstof in tweeën.

*       Het enzym laat los en kan vervolgens opnieuw dezelfde soort voedingsstof afbreken.

 

Temperatuur:

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur.

Vlak boven de minimumtemperatuur werken enzymen langzaam.

Bij stijgende temperatuur gaan ze sneller werken. Werken het snelst bij lichaamstemperatuur.

De temperatuur waarbij de enzym het beste werkt, noem je de optimumtemperatuur.

Wordt de temperatuur nog hoger, dan gaat het enzym steeds langzamer werken doordat het enzym beschadigd is.

Boven de maximumtemperatuur is het enzym stuk en werkt het niet meer

 

Hoe de borst en buikademhaling tot stand komt en welke spieren je daarbij gebruikt.

Borstademhaling:

Bij het inademen:

1.    De tussenribspieren trekken samen

2.    Je ribben en borstbeen gaan omhoog

3.    De borstholte wordt groter

4.    De longen worden groter, omdat ze vast zitten in de borstholte

5.    De longen zuigen lucht naar binnen

Bij het uitademen:

1.    De tussenribspieren ontspannen

2.    Je ribben en borstbeen gaan naar beneden

3.    De borstholte wordt kleiner

4.    De longen worden kleiner

5.    De longen persen de lucht eruit.

 

Gebruikte spieren bij borstademhaling:

Binnenste tussenribspier

Buitenste tussenribspier

 

Buikademhaling:

Inademen:

De borstholte en je longen worden groter door het aanspannen van het middenrifspieren.

Je buikwand gaat naar voren doordat het middenrif de buikorganen naar beneden duwt.

Uitademen:

De middenrifspieren ontspannen.

Het middenrif wordt bol en gaat omhoog.

Je borstholte en je longen worden kleiner je ademt uit.

 

Gebruikte spieren bij buikademhaling:

Middenrifspieren

Buikspieren

 

Welke weg de lucht, aflegt en wat de functie is van de onderdelen van de luchtwegen.

De weg:

Neusholte

Keelholte

Luchtpijp

Bronchiën

Luchtpijptakjes

Longblaasjes

 

Functies:

Neusholte:

-          De neusharen houden grove stofdeeltjes tegen.

-          In het neusslijmvlies blijven kleine stofdeeltjes plakken.

-          En het natte neusslijmvlies maakt ingeademde lucht vochtig.

Luchtpijp en bronchiën:

-          Kleine stofdeeltjes blijven in het slijm plakken

-          De heen en weer gaande trilhaartjes van het slijmvlies duwen de stofdeeltjes naar boven.

-          Daarna hoest je het uit of slik je het door en komt het in je maag.

-          Het natte slijmvlies maakt de ingeademde lucht vochtig

 

De neusholte, luchtpijp en de bronchiën:

De neusholte, luchtpijp en de bronchiën zorgen ervoor dat de ingeademde lucht schoon en vochtig is. Zo wordt voorkomen dat de longblaasjes die teer en heel dun zijn, beschadigen of uitdrogen.

De binnenkant van je neusholte, luchtpijp en bronchiën is bekleed met slijmvlies. Dat bestaat uit slijmcellen en trilhaarcellen.

 

Wat gaswisseling is en hoe deze werkt in je longen.

Gaswisseling:

-          Zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed

-          Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de longblaasjes

 

Door het grote aantal longblaasjes is het oppervlak van je longen samen zo’n 70-90m2. Doordat er veel haarvaten aan de buitenkant van de longblaasjes zitten kan er veel gaswisseling plaatsvinden.

 

De onderdelen van bloed en hun functie.

Bloedplasma

Bloedcellen

Rode bloedcellen

 

Functie:

De rode bloedcellen geven de cellen een kleur

 

Drie soorten bloedvaten, en kunt de verschillen beschrijven.

Slagaders

Haarvaten

Aders

 

De slagaders die voeren bloed van het hart af

De haarvaten die vervoeren bloed door organen

De aders voeren bloed naar het hart toe

 

Zie bron 4 overschrijven beetje

Bron 4

 

Weet wat de dubbele bloedsomloop is en kunt de grote en kleine bloedsomloop kort beschrijven.

Dubbele bloedsomloop: de kleine en grote bloedsomloop samen.

Grote bloedsomloop: Hart- Alle organen in je lichaam- Hart.

Kleine bloedsomloop: Hart- Longen- Hart.

 

Hoe het hart is opgebouwd en kent de functies van de verschillende onderdelen.

Rechterboezem

Linkerboezem

2 hartkleppen

Slagaderkleppen

Rechterkamer

Linkerkamer

 

 

Weet hoe het hartritme tot stand komt en wat een elektrocardiogram is.

Elektrocardiogram: de stroomstootjes in je hart kun je meten. Als je daar een diagram van maakt, zie je het hartritme.

 

Een hartslag bestaat steeds uit drie delen:

1.    De beide boezems trekken samen.

Het bloed wordt vanuit de boezems naar de kamers gepompt. De hartkleppen zijn open.

2.    Kamers trekken samen.

Het bloed wordt in de longslagader en in de aorta gepompt. De slagaderkleppen zijn open. De hartkleppen zijn nu dicht en voorkomen zo dat het bloed terugstroomt naar de boezems.

Maak jouw eigen website met JouwWeb